DOOD EN DODENRIJK

 

OPSTANDING EN DOOD

Om goed te kunnen begrijpen hoe het zit met de doden, moeten we eerst het volgende bestuderen.

1 Kor 15: 12 t/m 28 Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe komen sommigen onder u (dit gaat over gelovigen) ertoe te zeggen, dat er geen opstanding der doden is? Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof. Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden. Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgewekt;  en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren. Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft.  De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood,  want alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft. Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.'

 

Er is dus een algemene opstanding (alle mensen zullen opstaan), maar ieder in zijn eigen rangorde. De eerste opstandelingen uit de dood, is de groep mensen die bij Christus wederkomst (eerste fase) bij zijn Gemeente behoren. Daarna volgen er nog tussengroepen. Wij hebben het in dit hoofdstuk over de laatste groep opstandelingen uit de dood. 

 

1 Kor 15: 55 Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?

Als de dood iemand in het dodenrijk heeft, dan heeft hij gewonnen. Maar er is geen overwinning meer, omdat iedereen opgestaan is. Nadat de satan nog eenmaal is vrijgelaten, wordt hij samen met ‘de dood’ voorgoed weggedaan.

De ‘prikkel des doods’ betekent dat we nog allemaal dood kunnen gaan. Maar dat kan dan ook niet meer. Daarna volgt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. God is dan alles in allen. De toekomende eeuwigheid.

Er heeft een definitieve scheiding plaatsgevonden van Licht en Duisternis. Tussen satan en zijn trawanten en iedereen die voor hem kiezen én tussen degenen die bij God en de Here Jezus willen horen. Dan is er geen dood meer, geen duisternis, geen vergankelijkheid. God is alles en Hij is in allen. Hoe dat precies is dat is nog een groot geheimenis.

 

DE DOOD

Enkele basisprincipes over de dood.

In de bijbel wordt de dood vaak als een macht, als een persoon genoemd, die onder satan staat. Daarom lezen we ook dat de dood straks in de tweede dood wordt gegooid, de poel des vuurs, de hel (in het grieks ‘gehenna’). We lezen ook dat wanneer Jezus is opgestaan uit de dood, de dood de sleutels van het dodenrijk niet meer heeft, maar dat de Here Jezus de sleutels heeft. Dat lezen we in:

Openb 1: 17, 18 En toen ik (Johannes) Hem (de Here Jezus) zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.'

 

Dat de dood een macht is kunnen we lezen in de volgende bijbelteksten: 

 

Jes 38: 18 Want het dodenrijk looft U niet, de dood prijst U niet; wie in de groeve zijn neergedaald, hopen niet op uw trouw.'

Hier zien we dat de dood een macht is, want hij prijst niet.

 

Ps 49: 15 Maar God zal mijn leven verlossen uit de macht van het dodenrijk, want Hij zal mij opnemen.'

 

Hebr 2: 14 en 15 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.'

(De hoofdmacht is de satan, maar hij heeft veel ‘trawanten’. ) 

 

Het ontstaan van de dood:

Rom 5: 12 Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.'

 

Iedereen begaat zonden, en daarom heeft iedereen deel gekregen aan de straf op de zonden: de dood. Dat is het gevolg op de zonde. Maar net zoals het bij God een voldongen feit is dat Jezus leeft, en dat de dood overwonnen is, en dat daar een periode tussen zit, was het omgekeerd net zo. Want er staat geschreven dat op het moment dat Adam en Eva van de verboden vrucht zouden eten, ze ogenblikkelijk zouden sterven. Toch zijn ze oud geworden. Maar op het moment dat ze van de vrucht aten, waren ze van de levenskern afgesneden. Ze waren ‘dood’. Het duurde nog een lange tijd voordat het openbaar kwam. Zo is het omgekeerd ook. Op het moment dat de Here Jezus onze redder was bij zijn kruisdood en opstanding, was de dood overwonnen. Maar het duurt nog een tijd voordat het zichtbaar wordt.

(Een voorbeeld ter illustratie: Als in de herfst de blaadjes van de bomen vallen, dan is het proces van sterven al lang gebeurd. Er komt een waslaagje in het takje dat ervoor zorgt dat de levenssappen er niet meer door kunnen, daardoor gaat het blaadje verkleuren. Tenslotte valt, na een tijdje, het blaadje van de tak af.)

Door het eten van de vrucht werden Adam en Eva (en daardoor de hele mensheid) van het Leven afgesneden. Dat staat in: 1 Kor 15: 21, 22 Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.'

 

Maar de Here Jezus is gekomen en Hij zei: “Ik ben het leven”. Als we ons weer aansluiten aan Hem, is het proces hersteld. Het resultaat is eeuwig leven. Dat lezen we in: Rom 6: 23 Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.'

 

WAAR IS HET DODENRIJK?

Hier hebben we nog altijd, gedeeltelijk, mee te maken.

Ef 4: 9 (over Christus) Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de lagere, aardse gewesten?'

 

De bijbel schrijft over het dodenrijk altijd over de lagere aardse gewesten. Altijd als in het oude testament over het dodenrijk wordt gesproken, lezen we over lagen onder de aarde. En als er mensen naar toe gingen, heette dat altijd ‘afdalen’. En af en toe, als er iemand uit het dodenrijk kwam, lezen we dat ze ‘opkomen’. Enkele bijbelteksten:

Spr 7: 27 Haar huis zijn wegen naar het dodenrijk, die afdalen naar de binnenkameren van de dood.'

Gen 37: 35 (over Jakob) Al zijn zonen en al zijn dochters deden hun best hem te troosten, maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Neen, rouw dragend zal ik tot mijn zoon (Jozef) in het dodenrijk neerdalen. En zijn vader beweende hem.'

Jakob en Jozef zijn beide gelovigen van de periode vóór het kruis. Op dat moment in de tijd ging je, als je stierf, als gelovige dus óók naar het dodenrijk.

1 Sam 28: 8, 13b  (Saul roept Samuël op) Toen vermomde Saul zich, hij trok andere klederen aan en ging met twee mannen op weg. Toen zij in de nacht bij die vrouw gekomen waren, zeide hij: Wil mij waarzeggen met behulp van de geest van een dode, en laat mij opkomen die ik u noemen zal… Vrees niet; maar wat ziet gij? De vrouw antwoordde Saul: Ik zie een bovennatuurlijk wezen uit de aarde opkomen.'

(Saul vermomde zich, omdat hij het oproepen van doden zelf verboden had.)  

 

Het dodenrijk is volgens de bijbel onder in de aarde. In het hebreeuws (OT) staat ‘Sheol’ (betekent: diepe kuil) en in het grieks (NT) wordt gesproken over ‘Hades’(in bijbels Grieks verbonden met: Orcus). Deze beide woorden komen in de bijbel meer dan zestig keer voor. Het betekent ‘dodenrijk’.

(De statenvertaling vertaalt deze beide woorden [Sheol en Hades] verkeerd. Deze bijbelvertaling vertaalt het voor de helft als ‘hel’. En voor de andere helft vertaalt deze het als ‘graf’. Maar het woord ‘hel’ is de vertaling van het Griekse woord ‘Gehenna’, dat betekent de ‘poel des vuurs’, de tweede dood.) ‘Hades’ betekent letterlijk: het onwaarneembare.

 

Enkele bijbelteksten waar in de grondtekst ‘Hades’ staat:

 

Matt 11: 23 En gij, Kafarnaum, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen; want indien in Sodom de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, het zou gebleven zijn tot de dag van heden.'

 

Matt 16: 28 Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid.'

 

Openb 1: 17, 18 En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste,  en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.'


HET DODENRIJK KENT VERSCHILLENDE AFDELINGEN

De bijbel is er duidelijk in dat het dodenrijk verschillende afdelingen heeft. De Here Jezus vertelt ons een verhaal uit vroeger tijd in:

Luc 16: 19 t/m 31 (Over de rijke man en de arme Lazarus) De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin. Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet een tittel zou vallen.En ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk. En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield.En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren, nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn zweren likken. Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn. En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.  Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen.Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren. Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen komt, zullen zij zich bekeren. Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.'

 

De rijke man en de arme Lazarus konden in het dodenrijk niet bij elkaar komen, want er zat een diepe kloof tussen, een diepe put. We weten niet of dit letterlijk een diepe kloof of een diepe put is. Misschien is het wel een geestelijke barrière. Maar ze konden in ieder geval niet bij elkaar komen. In het dodenrijk is het niet: ‘rust zacht’, zoals je vaak op grafstenen ziet staan, maar je rust niet, want je hebt beter weet van de dingen, dan wanneer je op aarde leefde. Denk maar aan de rijke man, toen was hij verblind door z’n feestjes en z’n welvaart. Toch herkende hij in het dodenrijk, de arme Lazarus. Dus hij kende destijds óók die arme bedelaar. In het dodenrijk bemerkt hij dat Lazarus vertroost wordt, en hijzelf wordt niet vertroost. Er zijn dus twee afdelingen.

Afdeling 1: de goede kant, vaak vertaald als ‘de schoot van Abraham’, soms aangeduid als het ‘paradijs’ (let wel: dit is niet het paradijs in de hemel).

Afdeling 2: de verkeerde kant; hier verblijven de niet-gelovigen die dood zijn.

(Let op: dit is dus niet de ‘hel’, zoals de statenvertaling vertaald; daar komt ook de gedachte vandaan dat iedereen die daar verblijft, eeuwig verloren is. Dat is dus niet zo!)


DE TWEEDE DOOD

Het letterlijke woord ‘hel’ komt niet in de bijbel voor. De volksmond bedoelt hiermee: het eeuwig verloren zijn. De bijbel noemt dit in het grieks ‘Gehenna’ (NT) en in het hebreeuws ‘Tofeth’ (OT). Er staat dus in de bijbel geschreven over een eeuwig oordeel. Dit is de tweede dood, waaruit geen opstanding mogelijk is. Dit is een eeuwig bestaan, zonder God; nooit meer in Zijn licht zijn. Dit is iets vreselijks, wat we ons niet voor kunnen stellen. Of het letterlijk een poel van vuur is dat weten we niet. Het is in elk geval een verschrikkelijke plek. Je zal, als je daar bent, nooit meer tot het echte Leven kunnen komen, en nooit meer deel hebben aan de Schepper en aan Zijn schepping.

Die plek is, voor zover we kunnen weten, nu nog leeg. In Openb 19: 20 lezen we wanneer daar voor het eerst schepselen naar toe gaan: En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt.'

Hier staat in de grondtekst ‘Gehenna’ .

 

Nog meer bijbelteksten waar in de grondtekst ‘Gehenna’staat:

 

Matt 5: 22 Maar Ik zeg u: Een ieder,  die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.

Hier wordt het volgende mee bedoeld: wanneer je je alleen maar met je broeder bezig houdt en je jezelf niet verandert, eindig je tenslotte in het eeuwige oordeel.'

 

Matt 25: 41 Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.'


EEN GROTE KLOOF

Een andere afdeling in het dodenrijk is de grote kloof  (ook: ‘diepe put’ genoemd). In het hebreeuws staat er in de grondtekst ‘Abadon’ (OT); en in het grieks staat er ‘Abysses’(NT) (Abussos), in het Latijns 'Abyssum'. Het is een plek die de twee afdelingen van de ‘Hades’ (het dodenrijk) scheidt. De bijbel zegt niet of dat een geestelijke barrière is, of dat het letterlijk een diepe kloof is. Het woord ‘Abysses’ wordt in de grondtekst gebruikt in het volgende bijbelgedeelte:

Openb 20: 1 t/m 3 En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang , dat is de duivel en de satan , en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem , opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten.'

 

De satan wordt gebonden in de Abysses, voordat het duizendjarig rijk aanbreekt. Hij kan daar gedurende duizend jaar niet weg. Hier wordt hij vastgehouden, maar dit is niet zijn einddoel. (Zijn einddoel is de ‘Gehenna’, die, zoals we net in Matt 25 gelezen hebben, speciaal voor hem gemaakt is.)

 

Nog een bijbeltekst waar in de grondtekst over ‘Abysses’ gesproken wordt:

Openb 9: 1 t/m 3 En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put,  als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben.'

 

Uit bovenstaande bijbeltekst kun je opmaken dat er nu al boze machten gebonden zijn in die put. Want ten tijde van de verdrukking wordt aan een ster (dit is een engel) de sleutel gegeven om de deksel van die put te openen. Met de sprinkhanen en schorpioenen worden geen echte dieren bedoeld zoals wij ze kennen, maar duivelse machten die de mensheid gaan pijnigen. Vooralsnog zijn zij gebonden op die plek.

Nog een interessante bijbeltekst waar je de Abysses tegenkomt:

Luc 8: 30 en 31 En Jezus vroeg hem: Wat is uw naam? Hij zeide: Legioen; want vele geesten waren in hem gevaren.

En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet gelasten zou in de afgrond te varen. (De American Standard Version 1901 maakt er Abyss van, een stuk duidelijker.)

 

TARTARUS

De laatste plek in het dodenrijk, waarover we in de bijbel lezen is de ‘Tartarus’ (Latijn: Tartarum). Hierover kun je o.a. lezen in:

Jud: (5,) 6 (Maar ik wil u te binnen brengen (gij hebt het immers alles eens voor goed vernomen ) dat de Here een volk uit het land Egypte verlost heeft, maar een andermaal hen, die niet tot geloof gekomen waren, verdelgd heeft; ) en dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder donkerheid heeft bewaard gehouden.'

 

Het gaat hier over een speciale plek waar gevallen engelen uit de tijd van de zondvloed, gebonden zijn in donkerheid. (Deze gevallen engelen hadden gemeenschap met vrouwen en hier zijn reuzen uit voortgekomen, die zeer boosaardig waren.)

 

De ‘Tartarus’ wordt ook genoemd in:

 

2 Petr 2: 4 Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren;

Het gaat hier weer over dezelfde afvallige engelen, die op deze duistere plek bewaart worden totdat ze uiteindelijk, bij het oordeel, naar hun eindbestemming, de ‘Gehenna’, gaan.'

  

JEZUS OVERWINT DE DOOD - EEN GEWELDIG HEILSFEIT

Op het moment dat de Here Jezus de dood overwint, werd de opstanding een heilsfeit. Vanaf dat moment konden we ook het bewijs zien van de lichamelijke opstanding die is ingezet. We lezen dat op dat moment oudtestamentische heiligen, die gestorven waren, op de straten van Jeruzalem verschenen. Dit is een bewijs van het feit dat Jezus de dood heeft overwonnen.

 

Matt 27: 51 t/m 53 En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad waar zij aan velen verschenen.'

 

Jezus nam iedereen die in de ‘goede’ afdeling van het dodenrijk was (de heiligen uit het OT), daaruit mee, en deze gingen naar het paradijs in de hemel. Over die afdeling van het dodenrijk heeft satan nu geen macht meer. Deze kant blijft ook leeg.

Maar ze hebben op dat moment echter nog geen onvergankelijk opstandingslichaam. Dat krijgen ze bij de eerste fase van de wederkomst van Christus. Ook David en Jakob zijn, toen zij stierven, afgedaald naar het dodenrijk. Ze wisten dat ze daarheen zouden gaan, dat blijkt uit verschillende bijbelteksten, waarin ze aangeven er niet naar uit te zien. Ze vonden het vreselijk. Want ze wisten dat ze naar een gebied gingen waar de dood, een macht die onder satan staat, de baas is. Van Jakob hebben we eerder dit hoofdstuk al gelezen in Gen 37. David geloofde dat hij eens uit het dodenrijk verlost zou worden. Dat hij daar inderdaad is geweest kunnen we lezen in:

 

Hand 13: 32 t/m 37 En wij verkondigen u, dat God de belofte, die aan de vaderen geschied is , aan ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus op te wekken, gelijk in de tweede psalm geschreven staat: Mijn zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt. En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, zonder dat Hij weer tot ontbinding zal wederkeren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal U het heilige van David geven, dat betrouwbaar is; en daarom zegt Hij ook in een andere psalm: Gij zult uw Heilige geen ontbinding doen zien. Want David is, na voor zijn geslacht de raad Gods gediend te hebben, ontslapen en bij zijn vaderen bijgezet, en hij heeft wel ontbinding gezien; maar Hij, die God heeft opgewekt,  heeft geen ontbinding gezien.'

 

Zoals iedereen die stierf moest ook Jezus afdalen naar het dodenrijk, maar Hij zou daar niet blijven. Dit lezen we in:

 

Hand 2: 30 t/m 32 Daar hij (David) nu een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten, heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien. Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn.'

 

Het dodenrijk is nu al onder de heerschappij van Jezus, want toen de Here Jezus afdaalde in het dodenrijk en de dood Hem niet kon houden, zijn de heiligen bevrijd uit het dodenrijk. De dood moest zelfs de sleutels aan de Here Jezus geven (dat hebben we eerder dit hoofdstuk gelezen in Openb 1: 18). Doordat de opstanding van de Here Jezus heeft plaatsgevonden, zijn we nu van Hem, verzegeld in Hem. Want God heeft Hem alle macht gegeven en Hem gezet aan Zijn rechterhand. Dit lezen we in:

 

Ef 1: 20, 21 die Hij heeft gewrocht in Christus,  door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam , die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw.'

 

De heiligen die na Jezus’ dood en opstanding stierven, gaan niet meer naar het dodenrijk, maar zij gaan direct naar het Paradijs in de hemel. De ‘goede’ kant van de Hades blijft dus leeg.

Met het vooruitzicht op de hemel kon Paulus (die leefde in de periode ná het kruis) dan ook zeggen: “Sterven is gewin”.

Fil 1: 21 Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.'

 

Als we in Christus sterven, gaan we naar het paradijs in de hemel. (De plek waar God zelf is, daar kunnen we nu nog niet komen. Dat gebeurt pas op het moment dat men een onvergankelijk lichaam krijgt, bij de opname.) Maar de poorten van het dodenrijk hoeft de gemeente niet meer in te gaan. Dat lezen we in:

 

Matt 16: 18 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.'

De gemeente zal de macht ‘de dood’ niet meer zien. Als zij sterft dan ziet ze Jezus. (Biologisch sterven de gelovigen natuurlijk nog wel.)

Daarom is de gemeente niet meer zo bedroefd, als degenen die geen hoop hebben. De achterblijvers van degene die sterft, hebben natuurlijk wel verdriet, maar dat is tijdelijk. Er is hoop voor hen, want eens zullen ze elkaar ontmoeten in Christus.

 

In de volgende bijbeltekst lezen we nogmaals over de hoop die we hebben, omdat Jezus de dood heeft overwonnen:

 

Hebr 2: 14, 15 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.'

 

Door de opstanding van Jezus, is het ons beloofde eeuwige leven een feit. Dit lezen we ook in: 2 Tim 1: (8,) 9, 10 (Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here of voor mij, zijn gevangene, maar wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God,) die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is voor eeuwige tijden, doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.'

 

Ten tijde van het oude testament was de genade al beloofd (de profeten schreven er al over), maar het is aan het licht gekomen, toen Jezus het deed; toen Hij riep: “het is volbracht”. Vanaf die tijd is de genade een vaststaand feit! We gaan niet meer op weg naar de eeuwige toorn, maar mogen het kado van God aannemen van het eeuwige leven dat Hij geeft.

 

Joh 11: 25, 26a Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.'

unsplash